Op 5 januari 2025 vond de laatste kerkdienst van de wijkgemeente Jozefkerk plaats. Deze dienst (en eerdere diensten) kunt u terugkijken of -luisteren, via Youtube en de Kerkomroep, zie de links hieronder.

Deze website wordt daarom beëindigd. 
Voor nieuwsberichten, kerkdiensten, agenda enzovoort kunt u terecht op www.protestantsassen.nl.

Jozefkerk, de Drieklank (de Ontmoeting en de Bron) en Vredenoord zijn opgegaan in de Protestantse Kerk Assen.

Geschiedenis

Klik hier

Torenuurwerk

Klik hier

Jozefkerk
Collardslaan 2A, 9401 GZ
Telefoon 0592 357360

Coördinator kerkgebouw
Kerkelijk Bureau
E-mail: kerkelijkbureau@pkn-assen.nl

Geschiedenis Jozefkerk (voorheen Grote Kerk)

De Hervormde Gemeente Assen kerkte al vanaf het begin van de 17e eeuw in de (voormalige) Kloosterkerk, Mariakerk of Abdijkerk, het vroegere bedehuis van het verdwenen klooster Mariencamp aan de Brink, toentertijd in de volksmond ‘De Oude Kerk’ genoemd. Door de jaren heen bleef de gemeente groeien, waardoor de Abdijkerk op een gegeven moment te klein werd. Nadat de Abdijkerk in de 18e eeuw al een aantal malen was vergroot ging men vanaf 1840 daadwerkelijk aan de slag met de realisatie van een nieuwe, grotere kerk.

Met de gemeente Assen werd onderhandeld over de verkoop van de Abdijkerk en iedere zon­dag ging de collectezak twee keer rond. De toenmalige koning Willem II ontving in decem­ber 1841 op zijn verjaardag een brief waarin werd gesteld dat door het te klein worden van de Abdijkerk “veel mensen de openbare godsdienst niet meer bijwonen. Ze worden daardoor een prooi van verwildering en toeneming in zedeloosheid”.

Na vier jaar had de Hervormde Gemeente de financiën voor de nieuwe kerk, die was begroot op f 44.000,–, op orde: de gemeente Assen betaalde f 10.000,– voor de Abdijkerk, de Hervormde gemeente moest zelf f 10.000,– bijdragen en de resterende f 24.000,– kreeg men van het rijk. Deze royale bijdrage van het rijk was waarschijnlijk mede te danken aan de grote inzet van de Commissaris der Konings mr. L.N. van Randwijk. Het terrein waarop de kerk werd gebouwd lag aan de “Groote Broeklaan”, langs de laan van mevrouw Collard en de Beilerweg. 

Het Classicistische gebouw werd ontworpen door hoofdingenieur C.J. Spaan van Waterstaat en Publieke Werken. Bij kerken die in die tijd werden gebouwd was het Ministerie van Waterstaat en Publieke Werken namelijk verantwoordelijk voor de bouw. Het ontwerp van de kerk is dan ook wat we tegenwoordig een “Waterstaatskerk” noemen, gebouwd in de zogenaamde water­staatsstijl. Deze kerken worden gekenmerkt door het streven naar symmetrie, het gebruik van boogramen van ongekleurd glas, een zuilenfront, pilasters, een toren en witgepleisterde binnen­muren.

Aannemer Wouda, die de bouw van de kerk voor f 41.000,– kon realiseren, begon in 1846 met de werkzaamheden.

De officiële opening van de “Grote Kerk” vond plaats op 30 april 1848. Het was een sobere plechtigheid waarbij zelfs het verzoek om de inwijding met hoornmuziek en een zangkoor te mogen opluisteren, werd afgewezen.

Met de bouw van de kerk was Assen een markant herkenningspunt rijker geworden. De Beilerstraat werd vanaf de Markt tot aan de kerk voortaan Kerkstraat genoemd, de toentertijd nog onbebouwde straat naar de Brink werd Torenlaan en het plein voor de kerk heette van nu af Kerkplein.

Op 13 juni 1910 sloeg het noodlot echter toe: tijdens een hevig noodweer werd de toren van de kerk door de bliksem getroffen. De brand die volgde was, vanwege de grote hoogte, moeilijk te bestrijden. Door de brand werden de toren en de klok dusdanig beschadigd dat ze moesten worden vervangen. Het kostbare Van Dam-orgel, dat in 1896 het oude “van Oeckelen” orgel dat was meegeko­men uit de Abdijkerk verving, liep waterschade op. Architect Huurman uit Groningen maakte uiteindelijk een ontwerp voor de herbouw van de toren. Deze werd groter dan de oorspronkelijke toren en ook het front van de kerk werd op zijn advies in 1911 door uitvoerder Dieters uit Assen aangepast.

De 340 kilo zware door de brand gebarsten klok wordt door de firma Van Bergen te Midwolda hergoten en opnieuw geplaatst. Tevens werd kort na de brand een actiecomité opgericht om in de nieuwe toren een uurwerk geplaatst te krijgen. De inspanningen werden beloond zodat sinds 1911 de burgerij op de toren kon zien hoe laat het was.

De afgelopen eeuw is de kerk een aantal malen verbouwd. Een ingrijpende verbouwing vond plaats in de jaren ’30 van de 20e eeuw. Hierbij werd het interieur een kwartslag gedraaid waar­door de preekstoel aan de kant van de Collardslaan kwam te staan. De twee boogvensters in de westelijke gevel werden dichtgemetseld en in de noordgevel werden 4 kleine boogvensters bijgeplaatst. Verder werd er een door 12 pilaren ondersteund, verlaagd gewelf aangebracht, waardoor er binnen in de kerk een kruis­vorm ontstond.

In de jaren ’70 bleek de na de brand van 1911 uitgevoerde torenrestauratie minder deugdelijk uitgevoerd dan gedacht. De toren ging steeds meer uit het lood staan waardoor instortingsge­vaar dreigde. Het gevaar werd zo groot dat de toren in 1979 naast de kerk werd gezet.

Aangezien inmiddels ook de nodige mankementen aan de kerk werden ontdekt, werd in 1981 een zeer ingrijpendenieuwe verbouwing noodzakelijk. Door het houden van acties, bazaars, royale giften van gemeenteleden en verkoop van het Julianagebouw en voormalige pastorie aan de Nobellaan, kwam een be­drag van anderhalf miljoen gulden uit de kerkelijke gemeente beschikbaar. Verder werd door de overheid een bedrag van 1,8 miljoen gulden beschikbaar gesteld en ontving men van het Prins Bernhardfonds een bedrag van f179.000,–. Hiermee was de totale begroting gedekt.

Het Asser architectenbureau Niemann, Steeneken en Tangerman maakte het ontwerp voor de nieuwe inrichting van de kerk. In de kerkzaal werd de oorspronkelijke opstelling van het interieur weer hersteld. De preekstoel verhuisde weer naar de noordgevel en de boogvensters aan de Collardslaanzijde werden weer opengebroken. Het derde raam aan de Kerkstraatzijde en het verlaagde gewelf bleven in verband met de kosten en energiebesparing gehandhaafd.

De entrees aan de Kerkstraat verdwenen en een groot deel van de ruimte tussen de kerk en het voormalig catechisatielokaal werd benut voor een houten aanbouw ten behoeve van een extra (vergader)zaal. Tevens konden de toiletten worden vergroot door een uitbreiding aan de noord­zijde van de bestaande toiletgroep. Op zondag 4 juli 1982 werd in de gerestaureerde kerk de eerste dienst gehouden.

Het monumentale kerkorgel werd tijdens deze renovatie tevens grondig gerestaureerd, waarbij o.a. ter completering van een aantal verdwenen registers pijpwerk beschikbaar kwam van het voormalige Van Dam-orgel van de Oosterkerk te Leiden. Het van Dam-orgel kreeg zijn monumentale waarde terug. Dankzij de inzet van de toenmalige “De activiteiten-commissie Jozefkerk,o.l.v. Lou Kuil kwamen financiën beschikbaar om de Dulciaan, die op de plaats zat van de Clarinet, te vervangen door een Clarinet verkregen uit het orgel in de kerk te Bathmen. Hierdoor is het orgel weer teruggebracht in zijn originele staat. De Dispositie bestaat nu uit een hoofdwerk met elf registers, een bovenwerk met negen en een paneel met zes registers.

Begin 21e eeuw werden in het fronton boven de hoofdingang de Romeinse cijfers MDCCCXLVIII aangebracht.

Het laatste groot onderhoud van de kerk dateert uit 2008. Hierbij werdt de verouderde toilet­groep in de centrale hal/ontmoetingsruimte gemoderniseerd en uitgebreid en verbouwd tot herentoilet. Op de naastgelegen binnenplaats (noordzijde) werd een aanbouw gerealiseerd ten behoeve van een dames, – invaliden toilet die vanuit de centrale hal bereikbaar zijn.

Torenuurwerk

Aan het ruim honderd jaar oude torenuurwerk van de Jozefkerk in Assen is een automatische opwind- en gelijkzetsysteem aangebracht.

Het torenuurwerk van de Jozefkerk moest twee maal per week worden opgewonden. Voor deze klus is een zekere kennis nodig van het mechanisch torenuurwerk. Om te voorkomen dat het uurwerk stil valt tijdens het opwinden moest er eerst een hulpveer worden aangetrokken. Daarnaast moest erop gelet worden dat de ruim honderd kilo zware gewichten op de juiste hoogte en op tijd werden opgedraaid.

Het uurwerk “bij” zetten zoals bij zomer- en wintertijd, vereiste nog meer kennis van het uurwerk en werd daarom uitgevoerd door een klokkenmaker. Maar ook dit klusje is op ingenieuze wijze geautomatiseerd.

De reden om het uurwerk automatisch op te winden en gelijk te zetten is dan ook ter bescherming van het in uitstekende staat van onderhoud verkerende mechanische torenuurwerk van de Jozefkerk tegen menselijke fouten. Het kerkbestuur heeft er namelijk zeer bewust voor gekozen dit historisch mechanisch torenuurwerk voor openbare tijdaanwijzing voor de Asser samenleving te behouden.

Het automatische opwindsysteem bestaat uit een elektromotor gekoppeld aan een tandwielkast waarop een kettingrad is aangebracht. Een eindloze ketting loopt over het motorkettingrad via een kettingrad waaraan een nieuw gewicht hangt over een kettingrad dat is aangebracht op een as van het uurwerk. Het nieuw gebruikte gewicht dat slechts een kwart van het oorspronkelijke gewicht bedraagt zorgt voor aandrijving van het uurwerk. Hierdoor functioneert het uurwerk zoals voorheen. Er is aan het uurwerk zelf niets veranderd. Deze aandrijving is in tweevoud, namelijk voor het slagwerk en het wijzerwerk. Omdat een eindloze ketting wordt gebruikt blijft er altijd kracht op de tandwielen van het uurwerk ook tijdens het opwinden. De elektromotoren krijgen om de paar minuten een puls om de gewichten op te draaien en worden middels een aanslag weer uitgeschakeld. Dit is een doorlopend proces.

Omdat een slinger door temperatuurverschillen langer of korter wordt kan een torenuurwerk niet altijd precies op tijd lopen.

De slinger van het uurwerk in de Jozefkerk is gemaakt van pokhout. Dit is een zeer harde tropische houtsoort dat bijna niet in lengte uitzet door vocht of temperatuur verschillen. Daardoor loopt dit uurwerk heel behoorlijk op tijd.

Om het uurwerk preciezer te laten lopen inclusief aanpassing van de zomer- en wintertijd is er tevens een tijdsynchronisatiesysteem aangebracht.

Het toegepaste tijdsynchronisatiesysteem bestaat uit een zogenaamde “slingervanger”. Deze slingervanger word in werking gesteld door een puls van een microschakelaar als deze wordt aangeraakt door een nokje op het verdeelrad van het slagwerk wanneer deze twaalf uur slaagt. De de slingervanger klapt dan omhoog en vangt de slinger in haar hoogste stand.

Wanneer de stand van de wijzers (is twaalf uur) overeenkomt met de juiste tijd laat de slingervanger het uurwerk weer lopen. Het uurwerk moet hierdoor altijd een paar seconden vóór lopen.

Een schakelklok met antenne, aangestuurd door DCF77-tijdzender (ook wel atoomklok genoemd) in Mainflingen bij Frankfurt geeft op het exacte tijdstip een elektrisch signaal naar de slingervanger waardoor deze omlaag wordt getrokken en de slinger zijn beweging weer voort kan zetten.

Het torenuurwerk van de Jozefkerk wordt dus elke twaalf uur gesynchroniseerd met een atoomklok.

Orgel

Het orgel van de Jozefkerk werd in 1895-1896 gebouwd door de firma Van Dam te Leeuwarden. Het verving een instrument van Van Oeckelen, gebouwd in 1819 en in 1855 voor het huidige kerkgebouw uitgebreid met een tweede klavier. Dit orgel bevindt zich thans in Havelte.

Bij de bouw trad de toenmalige organist van de Groningse Martinikerk, H.P. Steenhuis, op als adviseur. Bij de totstandkoming van de dispositie had de organist van de kerk, J.F.N. Obbes een grote invloed. Daardoor week de registerbezetting op enkele punten af van andere orgels uit het oeuvre van Van Dam. Zo was de Fluit Harmonique 4 een bijzonderheid, waar Van Dam in het bestek een Speelfluit 4 had voorzien. De Gemshoorn 8 in het pedaal is ook a-typisch voor Van Dam. Opvallend is ook het ontbreken van een Cornet op het Hoofdwerk, vrijwel altijd door Van Dam toegepast, ook bij kleine orgels.

In het bestek was nog sprake van een zwelkast (‘Crescendo’) voor het Bovenwerk, maar of deze daadwerkelijk werd aangebracht is niet helemaal duidelijk. Enkele restanten van sleuven en gaten zouden daarop kunnen duiden. Door vernieuwing van kastwerk in later jaren is dat niet meer te achterhalen.

Op 10 oktober 1896 vond de ‘Examinatie van het Werk’ plaats door M.H. van ’t Kruijs, organist van de Grote of Sint-Laurenskerk te Rotterdam. Het orgel werd goedgekeurd met de opmerking dat het ontbreken van de gereserveerde Basson 8 van het Pedaal als bezwaarlijk werd gezien.

Op advies van Van ’t Kruijs werd in 1897 alsnog een Trompet 8 geplaatst.

Torenbrand

In 1910 liep het orgel grote waterschade op als gevolg van het blussen van een torenbrand. De brand was ontstaan na blikseminslag op 13 juni. Het bluswater had zware schade aangebracht aan met name het achter het orgel opgestelde Pedaal en de balg. Hoofd- en Bovenwerk waren nog in redelijke staat. De schade werd nog hetzelfde jaar hersteld door Van Dam.

Verbouwing

In 1932 werd het interieur van de Jozefkerk verbouwd en werd de richting van de banken gewijzigd. De preekstoel werd van het noord- naar de westzijde geplaatst. Hoewel het orgel zelf niet werd gewijzigd, waren er wel visuele en akoestische consequenties door het verlagen van het houten plafond tot vlak boven het orgel.

Koch

Na de Tweede Wereldoorlog werd restauratie noodzakelijk. Met het aantreden van een nieuwe organist, J.B.E. Lenselink uit Apeldoorn, kwam dit in 1953 in een stroomversnelling. Op zijn voorspraak werd de fa. Bern. Koch en Zn. Orgelmakers te Apeldoorn binnengehaald. Deze kreeg 1954 de opdracht om de werkzaamheden uit te voeren. Naast technisch herstel werd een nieuw pedaalklavier tot f1 gemaakt.

Nog tijdens de werkzaamheden werden in 1955, op instigatie van de organist, twee dispositiewijzigingen in neobarokke zin aangebracht. Een van de grondstemmen werdt vervangen door een Sesquialtera en de Klarinet moest plaatsmaken voor een Kromhoorn (Dulciaan). Daarnaast werd de samenstelling van de Mixtuur gewijzigd (= verhoogd).

Plan-Lenselink

Na de afronding van de werkzaamheden in 1955 meldde organist Lenselink zich opnieuw bij zijn kerkvoogdij. Hij had een anonieme gever gevonden die het financieel mogelijk maakte het orgel uit te breiden en zijn verdere wensen ten aanzien van het orgel te doen vervullen. In 1956 lag er een voorstel van Koch voor een drieklaviers orgel met rugwerk. Daarin kreeg het orgel 43 registers, nieuwe windladen en en geheel verbouwde orgelkas met pedaaltorens. De dispositie werd in overleg met de organist vastgesteld.

Toen Koch zijn eerste termijn voor de drastische ombouw in wilde dienen, kwam de weldoenster plotseling te overlijden. De erfgenamen waren echter niet van zins het eerste derde deel van de aanneemsom over te maken. Uit archiefstukken is gebleken dat Lenselink zelf namens de overleden opdracht voor de werkzaamheden had gegeven en ook al een deel van de gelden aan de orgelmaker had overgemaakt.

Inmiddels was het werk aan de aanpassing van de dispositie en het pijpwerk bij de firma Koch in Apeldoorn al in gang gezet. De Asser kerkvoogdij zag het ‘eigenmachtig optreden’ van Lenselink inmiddels in. Uiteindelijk hebben de erfgenamen de zaak met Koch kunnen schikken, waardoor de grote ombouw geen doorgang vond. Het orgel kwam echter niet ongeschonden uit de strijd. Na alle aanpassingen zag de dispositie er als volgt uit:

Hoofdwerk

Bourdon Prestant 8
Holpijp 8
Octaaf 4
Nachthoorn 4
Quint 2 2/3
Octaaf 2 Sesquialter II Mixtuur II
Cimbel III (gereserveerd) Trompet 8
Musette 4 (gereserveerd)

Bovenwerk

Roerfluit 8
Gamba 8
Quintadeen 4
Prestant 4
Woudfluit 2
Nasard 1 1/3 Scherp III Dulciaan 8

Pedaal

Subbas 16
Octaaf 8
Gemshoorn 8
Octaaf 4 Mixtuur IV Bazuin 16
Trompet 8

‘Dilettantisch’

Na de ‘restauratie’ functioneerde het orgel nog steeds niet zonder problemen. In een rapport van de Orgelcommissie van de Hervormde Kerk uit 1964 noemde Lambert Erné het werk van Koch ‘ronduit slecht’ en ‘dilettantisch’. Desondanks bleef Koch voor verdere plannen in Assen nog steeds in het vizier, in weerwil van de Hervormde Orgelcommissie. In 1967 was de toestand van het orgel zo slecht dat Koch een elektro-pneumatisch hulporgel van negen stemmen plaatste (1934, Willem van Leeuwen, gebouwd voor kapel ‘Licht en Kracht’ te Assen).

In 1967 beëindigde Lenselink zijn betrekking in Assen, waarmee ook een einde kwam aan de rol van Koch. In 1968 vond overleg plaats tussen de nieuwe organist van de Jozefkerk, Klaas Munniks, en Lambert Erné met zijn collega Willem Hülsmann van de Hervormde Orgelcommissie. Nieuwbouw achter het bestaande front was het advies. Door geldgebrek ging dit echter niet door.

Reconstructie

Na jaren van voortmodderen en het waaien van een andere wind op het gebied van orgelrestauraties in de jaren zeventig, kwam reconstructie van de toestand van Van Dam 1896 in beeld. Na de restauratie van de kerk in 1979 stelde Jan Jongepier als adviseur en Van Dam- kenner in 1981 een restauratierapport op. Dat leidde in 1982 tot restauratie door Mense Ruiter te Zuidwolde.

In de jaren vijftig waren acht van de 25 Van Dam-registers verdwenen, twee een octaaf opgeschoven, en drie naar een ander klavier verplaatst. Bij de reconstructie van de dispositie kon voor een aantal registers gebruik worden gemaakt van pijpwerk uit het Van Dam-orgel (1901) van de in 1977 afgebroken Oosterkerk te Leiden. De dubbelkorige Voix Celeste was afkomstig uit het Van Dam-orgel (1892) in de Lutherse Kerk te Purmerend. Dit register uit 1917 was na een restauratie in 1979 overcompleet.

Ingekort pijpwerk werd naar originele voorbeelden opgelengd, voor zover dat binnen het budget viel. De windladen van Van Dam werden geheel gerestaureerd, evenals de tractuur. De klaviatuur die in 1956 was vervangen werd gereconstrueerd in Van Dam-stijl. Handklavieren en pedaalklavier werden nieuw gemaakt; zo ook de schildjes in de oude registerknoppen. De toonhoogte werd hersteld van 440 Hz naar de originele 435 Hz op a1. De in de loop der tijd in donkerbruin overgeschilderde kas werd gevernist en voorzien van goudverf.

De Dulciaan 8 van Koch kon in 1994 worden vervangen door een originele doorslaande Klarinet van Van Dam. Dit register uit 1896 kwam vrij bij de restauratie van het Holtgräve-orgel uit 1876 in de Hervormde Kerk te Bathmen.

Gereconstrueerde klaviatuur van het Van Dam-orgel in de Jozefkerk te Assen (na restauratie in 2016)
Gereconstrueerde klaviatuur van het Van Dam-orgel in de Jozefkerk te Assen (na restauratie in 2016)

Restauratie 2016

Noodzakelijk groot onderhoud was zo’n dertig jaar na de laatste restauratie weer noodzakelijk. In 2010 werd Stef Tuinstra gevraagd daarvoor een plan te schrijven, mede in het kader van de Brim-subsidieregeling voor onderhoud en restauratie van monumenten. Na eerst de restauratiewerkzaamheden aan het kerkgebouw uit te laten voeren, gaven de kerkrentmeesters van Assen in 2014 de opdracht aan Mense Ruiter Orgelmakers om het orgel onderhanden te nemen, contractondertekening volgde in 2015. Het restauratieschilderwerk werd opgedragen aan Appie Veenstra te Westervelde.

Het orgel werd door Mense Ruiter grondig gereinigd. Diverse beschadiging werden hersteld, mechanieken opnieuw ingeregeld en slijtage verholpen. De windvoorziening, en met name de

magazijnbalg, was in 1982 uit financiële overwegingen slechts gerepareerd, maar moest nu dringend worden gerestaureerd. Daarvoor was demontage van bijna tweederde van het orgel noodzakelijk.

De windladen werden geheel gereviseerd, loden conducten nagezien en enkele gecorrodeerde exemplaren vernieuwd. De mechaniek werd schoongemaakt en hersteld, onnodige speling verholpen, messing draadwerk en lederen stelmoeren vernieuwd, waarna opnieuw ingeregeld. De klaviatuur is gereviseerd, pedaalwinkels uit 1982 vernieuwd, de pedaalkoppel Hoofdwerk voorzien van extra verenconstructie voor een lichtere aanslag.

Alle pijpwerk is schoongemaakt en waar nodig hersteld. Het in 1982 verlengde pijpwerk werd alsnog van steminrichtingen in Van Dam-stijl voorzien. Vier ontbrekende, in 1982 op kantsleep voorbereide pijpen van de Prestant 8 van het Bovenwerk werden alsnog volgens bestek-Van Dam geplaatst. De winddruk werd opnieuw bepaald op 74 mm. Op basis daarvan werd de intonatie nagelopen en hier en daar geëgaliseerd. Met name de voetopening van de registers uit 1982 werd wijder gemaakt naar de methodiek van Van Dam.

Vanwege in 1982 al geconstateerde problemen met de steminrichtingen ten opzichte van de toonhoogte werd besloten de toonhoogte weer naar a1 = 440 Hz terug te brengen.

De orgelkas werd geheel hersteld van krimpschade; ontbrekend snijwerk bijgemaakt door Tico Top. Het gehele kas werd opnieuw geschilderd in de oorspronkelijke midden-eikenimitatie. Het lofwerk (evenals de labia van de frontpijpen) werd verguld met 24 karaats rozenobel dubbelgoud. Het glazen portaal onder het orgel werd teruggebracht tot achter de pilaren onder het orgel. De pilaren werden geschilderd in bres-marmerimitatie, kapitelen en piedestallen in zwarte marmerimitatie.

Gerestaureerde, opnieuw geschilderde en vergulde orgelkas van het Van Dam-orgel uit 1896

Gerestaureerde, opnieuw geschilderde en vergulde orgelkas van het Van Dam-orgel uit 1896

Ingebruikname

De officiële overdracht van het gerestaureerde orgel vond plaats op vrijdagmiddag 25 november. Adviseur Stef Tuinstra en Dolf Tamminga, directeur van Mense Ruiter Orgelmakers presenteerden het orgel. Vaste bespeler Johan Gerkes gaf aansluitend een orgelconcert. ’s Avonds vond het ingebruiknameconcert plaats waaraan werd meegewerkt door het koor Choral Voices onder leiding van Daniël Rouwkema, sporaan Judith Sportel en organist Matthijs de Vreugd.

Dispositie

[L] = Van Dam, Oosterkerk Leiden 1901, geplaatst 1982
[P] = Van Dam, Lutherse Kerk Purmerend 1917, geplaatst 1982
[B] = Van Dam, Bathmen 1896, geplaatst 1994
[R] = Mense Ruiter 1982 [R16] = Mense Ruiter 2016 Overige pijpwerk origineel

Hoofdwerk C-g3

Praestant 8 – 26 pijpen sprekend in front; 30 binnenpijpen; alles met expressions.
Violon 16 discant – c1-h1 front, 1896, Engels tin; rest binnen [L]
Bourdon 16 – C-g eiken, afgevoerd; af g#0 metaal
Roerfluit 8 – roergedekt, met baarden, C-G eiken
Fluit Travers 8 – open. C-G uit Roer/uit 8 G#-B [R]; met expressions
Octaaf 4 – expression t/m h0
Nachthoorn 4 – voormalige Fluit travers 4 [L]. Metaal, licht conisch, open
Quint 3 – prestantmensuur
Octaaf 2 – metaal (stond van 1956-1981 op het Bovenwerk)
Mixtuur III-IV – [L]. Geperste labia. [R]: c0 4′-koor, c2 een 2 2/3′-koor
Trompet 8 – stevels en koppen mahonie, messing kelen, C-G beleerd

Bovenwerk C-g3

Prestant 8 – C-D# eiken, afgevoerd [R16]. Rest metaal. Op kantsleep. 17 pijpen in front.
Viool di Gambe 8 – C-H uit Holpijp 8; Engels tin, zijbaarden, expressions.
Quintadena 8 – [L]. Gedekt, kastbaarden.
Voix Celeste 8 – c-h [R], rest [P], af c1 2 sterk; zeer enge Aeoline-mensuur
Holpijp 8 – C-G eiken, afgevoerd naast lade ; C-d0 afgevoerd op de lade; gedekt, met baarden.
Salicet 4 – [R], metaal
Roerfluit 4 – [L], vm. Roer/uit 8; g#2-g3 1956, open, geherintoneerd
Woudfluit 2 – [R], kopie Daarle (1872/1918); wijde mensuur, licht conisch
Klarinet 8 – [B], mahonie stevels en koppen, doorslaand.

Pedaal C-d1

Subbas 16 – eiken, afgevoerd op pijpstok boven de lade
Octaaf 8 – C-F# eiken, rest metaal
Gemshoorn 8 – C-D# afgevoerd naast lade; open, conisch, smalle labia.
Octaaf 4 – hier en daar zijbaarden. Expressions
Bazuin 16 – stevels en koppen mahonie; C-F#cylindrische bekers; overige trechtervormig; grotendeels beleerd.
Trompet 8 – Van Dam 1897; als HW-trompet.

Werktuiglijke registers

Tremulant Bovenwerk (1896)
Klavierkoppel
Afsluiter Manuaal
Afsluiter Bovenwerk
Afsluiter Pedaal
Ventiel of windlosser

Windvoorziening: grote magazijnbalg met twee schepbalgen in een balgkast achter het orgel
Stemming: gelijkzwevend
Toonhoogte: a1 = 440 Herz bij 20 graden Celcius
Winddruk: 74 mm waterkolom

Samenstelling Mixtuur

C – 2 – 1 1/3 – 1
c0 – 4 – 2 2/3 – 2
c2 – 4 – 2 2/3 – 2 2/3 – 2

Bron: Het Van Dam-orgel in de Jozefkerk te Assen, Melle H. Buruma en Stef TuinstraStichting Sociaal Culturele Aktiviteiten Jozefkerk Assen, 2016.

© 2016 beeld: Henk Jan Lutgert

Ga naar de inhoud